IN Parijs en Londen verschenen de laatste maanden uitstekende romans die de veelzijdigheid van de Arabische wereld illustreren. Tomorrow is another day van de Iraakse auteur Khalid Kishtainy is het hilarische verhaal van Mohammad Zabib die tracht te overleven in het Irak van Saddam Hoessein.Zijn absurde tocht door de Iraakse bureaucratie begint wanneer hij onverwachts uit de gevangenis wordt vrijgelaten. Hij zat vast op beschuldiging van communistische agitatie en kreeg amnestie toen de autoriteiten de overvolle gevangenissen wat wilden ontlasten.
Zodra de gevangenisdeur dichtvalt, ruilt Mohammad Zabib zijn stalinistische snor voor een Saddam Hoessein-model en gaat meteen aan de slag.
De oorlog tegen Iran woedt in alle hevigheid en Mohammad vindt een winstgevende bezigheid in het trouwen met oorlogsweduwen. In ruil voor zo’n huwelijk schenkt de overheid de toekomstige echtgenoot de niet onaardige som van 10.000 dinar, een fonkelnieuwe Chevrolet en een lap grond.
In een mum van tijd trouwt Mohammad met vier vrouwen, zet een taxibedrijfje op en verhuurt zijn grond aan diverse ministeries. Tomorrow is another day is een scherpe satire op Saddam Hoesseins bewind. Khalid Kishtainy staat bekend om de puntige humor waarmee hij lucht geeft aan zijn politieke ideeën.
IN Saudi-Arabië maakt op dit moment Turki al-Hamad furore met een trilogie. De eerste twee delen verschenen in Engelse vertaling onder de titels Adama en Shumaisi .
Het verhaal speelt zich af op het einde van de jaren zestig en in het begin van de jaren zeventig. Saudi-Arabië is een van de traditioneelste en meest gesloten samenlevingen in het Midden-Oosten en doet er alles aan om dat zo te houden.
Hisham, achttien, zit in het laatste jaar van de humaniora. Hij is dol op filosofie, leest alles wat hij te pakken kan krijgen, inbegrepen verboden boeken, en raakt gefascineerd door het marxistische, revolutionaire denken.
Hisham leidt een vrij zorgeloos bestaan, tot hij zich laat inlijven in een ondergrondse politieke organisatie. Ruimte voor een onafhankelijke mening is daar niet. Geregeld vraagt Hisham zich af wat het verschil is tussen de strakke organisatie van de revolutionaire partij en het repressieve regime van de staat.
Op het einde van het schooljaar wordt de organisatie opgerold en vliegen de kopstukken in de nor. Hisham lijkt de dans te ontspringen – einde van het eerste deel.
In het tweede deel trekt Hisham naar Riyad om aan de universiteit politiek en economie te gaan studeren. Hij begint te roken, start een seksuele relatie met zijn gehuwde buurvrouw en een prostituee, en discussieert met vrienden over politiek. Wanneer Hishams vader in Riyad verschijnt, neemt het verhaal een dramatische wending.
In verschillende landen, onder meer Saudi-Arabië, rust er een verkoopverbod op Turki al-Hamads trilogie. Niettemin is ze een bestseller in het Midden-Oosten. Al-Hamads boeken bieden een unieke inkijk in wat er leeft onder de jongeren in de bakermat van de islam.
TOEN de Egyptenaar Nagieb Mahfoez in 1988 de Nobelprijs literatuur kreeg, wenste hij dat dit de aanzet mocht zijn tot meer vertaalde werken van jonge Arabische auteurs. De Franse uitgeverij Actes Sud is een van de weinige uitgeverijen die die oproep heeft beantwoord. InKit-Kat café beschrijft Ibrahim Aslan het leven aan het Kit-Katplein in Imbaba, een volkswijk in Caïro.
Zoals in andere Arabische steden speelt het koffiehuis er een centrale rol als ontmoetingsplek. Het nieuws dat het voortbestaan van het café op het spel staat, brengt de gemoederen in beroering. De intriges rond het verdwijnen van het café en de organisatie van de uitvaart van Mougahed, de bonenverkoper, vormen de twee centrale thema’s in het boek. Op de achtergrond vinden er manifestaties plaats tegen prijsstijgingen en tegen Mimi Chekib, een actrice die een exclusieve club uitbaat.
Ibrahim Aslan beschrijft gedetailleerd de locaties en de dagelijkse beslommeringen van de cafégangers, en besteedt veel aandacht aan hun dialogen en hun omgang met elkaar. Sommige scenes zijn burlesk, andere bloedernstig. Ibrahim Aslan laat de straat spreken; daarin zit de kracht van zijn werk.
EEN van de beste hedendaagse Arabische auteurs is de Libanees Rachid El-Daïf, in het Nederlands bekend van Geachte heer Kawabata . Van hem verscheen Qu’elle aille au diable, Meryl Streep!, een bijzonder geestige roman waarin hij de relaties tussen de seksen in hedendaags Beiroet ontleedt.
In een lange monoloog overpeinst Rachid, de hoofdfiguur, zijn prille huwelijksleven. Ondanks de aankoop van een Sony-televisie brengt zijn vrouw, tot zijn verbazing, meer nachten door in de ouderlijke woning dan in hun pas ingerichte appartement. Ze is verslingerd aan televisie, Franse en Engelse magazines, is rad van tong en blijkt meer ,,ervaren” dan Rachid verwacht had: haar maagdelijkheid en voorhuwelijkse kuisheid worden voor de kersverse echtgenoot een ware obsessie. Hij koestert een oprechte sympathie voor haar emancipatie, maar wordt keer op keer in zijn hemd gezet en dat valt hem zwaar. Terwijl de vrouwen van Rachid El-Daïf inpikken op de modernisering van Libanon, lijken de mannen daar veel minder toe geneigd.